Officiële spelregels van het Traditioneel Wiezen
Documentversie: 1.1
Dit document beschrijft de officiële spelregels van het Traditioneel Wiezen, zoals vastgelegd door de vzw Rijk Van Afdronk.
Wiezen is een complex spel, en omdat dit document volledigheid nastreeft, is dit een lang document. Dat komt omdat ook de zaken die we als geoefende kaarters als ‘vanzelfsprekend’ beschouwen, uitgelegd moeten worden. Om u wat te helpen uw weg in dit document te vinden, een inhoudstafel:
Aantal spelers
Wiezen wordt gespeeld met 4 tot 6 spelers.
Voorbereiding
Wiezen wordt gespeeld met 52 ‘gewone’ speelkaarten: Vier soorten (harten, klaveren, ruiten, schoppen), 13 kaarten per soort. De aas is de hoogste in rang, gevolgd door heer, dame, boer, 10, 9, en zo verder tot en met 2.
Als er met uw spel kaarten al gewiesd is, dan hoeven ze niet geschud te worden. In het andere geval worden de kaarten geschud voor de aanvang van het 1ste spelletje, en daarna niet meer.
Het kaartspel wordt gedekt op tafel gelegd. Iedere speler neemt een stapeltje af, en draait dat om. De speler met de laagse kaart, zal de scores noteren. De speler met de hoogste kaart, is de eerste deler.
Wiezen is een opeenvolging van afzonderlijke spelletjes. Na ieder spel, wordt volgende speler (in wijzerszin) de deler. Als er meer dan 4 spelers zijn, dan speelt de deler niet mee. Zijn er 6 spelers, dan speelt ook de speler die tegenover de deler zit, niet mee.
Delen
De deler legt de kaarten op een gedekte stapel. De persoon rechts van de deler neemt een willekeurig aantal kaaarten (minstens 4, hoogstens 48) af (afheffen), zodat er 2 gedekte stapels zijn. De deler legt die twee stapels in omgekeerde volgorde weer op elkaar.
Vervolgens deelt de deler de kaarten uit, door achtereenvolgens (wijzerszin) iedere speler die meemeespeelt 4 kaarten te geven, dan iedere speler opnieuw 4 kaarten, en tenslotte iedere speler nog eens 5 kaarten. De laatste kaart wordt opengelegd (de geblekte kaart).
De kaarten die een speler krijgt, worden de hand genoemd. Een speler mag enkel zijn eigen hand bekijken, behalve bij miserie op tafel.
Spreken
Na het delen, bekijken de spelers hun kaarten, en zullen ze om de beurt spreken, te beginnen met de speler links van de deler.
Die eerste speler kan passen als hij geen goede kaarten heeft. In het andere geval kan hij een spel bieden. (Een lijst met mogelijke spellen om te bieden, vindt u verderop in dit document.)
Daarna is het aan de tweede speler. Die kan ook passen of een spel bieden, maar als de eerste speler al iets had geboden, moet de tweede speler (als hij niet past) ofwel meegaan met het bod van de eerste (als het geboden spel dat toelaat), ofwel een hoger spel bieden dan de eerste speler.
Op dezelfde manier gaat het verder met de derde en de vierde speler. Een speler die niet past, moet - als er al een eerder bod was - ofwel meegaan met dat eerder bod, ofwel iets hogers bieden.
Als iedere speler gesproken heeft, en er hebben spelers geboden zonder dat er iemand iets hogers bood, dan kan er gekaart worden. Als echter een speler A een bod heeft gedaan, en speler B deed een hoger bod, dan krijgt speler A nog de kans om mee te gaan met speler B (als het geboden spel dat toelaat), of nog eens een hoger bod te doen dan dat van speler B, of om alsnog te passen. Zo gaat het bieden door tot iedereen die niet meegaat met het hoogste bod, past.
Troel
Belangrijk: Als de speler die moet spreken 3 of 4 azen in de hand heeft, en er is nog niets geboden dat hoger is dan troel, dan mag de speler niet passen. Hij kondigt troel aan, en moet troel (of desgewenst een hoger spel) bieden.
Ronde pas
In het geval dat bij het spreken iedereen heeft gepast, dan spreken we van een ronde pas, en deelt dezelfde deler de kaarten opnieuw. Ook als er dan weer een ronde pas is, deelt dezelfde deler opnieuw. Na een derde ronde pas op rij, wordt de volgende persoon deler.
Kaarten
Na het spreken, wordt er gekaart. Behalve als er abondance of troel geboden werd, wordt de eerste kaart gespeeld door de speler links van de deler. (Die speler komt uit.) In het algemeen mag de speler die uitkomt, kiezen met welke kaart hij uitkomt. (Uitzondering hier is de eerste slag bij troel, zie verderop.)
Daarna is het aan de volgende spelers, in wijzerszin. De volgende spelers moeten volgen: een kaart spelen van dezelfde soort als die van de kaart die uitgekomen is. Dus als de eerste speler klaveren speelt, moeten de andere spelers ook klaveren spelen. Als een speler niet kan volgen (omdat hij geen kaarten van de uitgekomen soort heeft), moet hij wel een andere kaart spelen.
Als er 4 kaarten op tafel liggen (een slag), dan wint de hoogste kaart van de soort waarmee uitgekomen is, tenzij er troefkaarten bij in de slag liggen. Bij de meeste spelletjes is een van de soorten (harten, de schoppen, de ruiten of de klaveren) troef, en als er troefkaarten bij de slag liggen, dan wint de hoogste troefkaart. (Als de eerste speler geen troef uitkomt, dan kunnen er alleen maar troefkaarten liggen als er een andere speler is die niet kon volgen.)
De slag wordt opgeraapt, en gedekt opzij gelegd. (Typisch worden de slagen van de spelers die spelen, bij elkaar gelegd, en de slagen van de spelers die pasten ook. Op die manier kan achteraf makkelijk geteld worden.) De winnaar van de slag mag uitkomen bij de volgende slag.
Op die manier worden er 13 slagen gespeeld. Als de spelers die een bod hadden gedaan, hun spelletje effectief winnen, dan krijgen ze punten (zie verderop). Zo niet, krijgen de andere spelers punten.
Na het spel raapt de volgende deler de kaarten weer op (zonder schudden), de speler rechts van deze deler, heft opnieuw af, en de nieuwe deler deelt voor het volgende spel.
Spelletjes
Onderstaande spelletjes kunnen geboden worden; ze zijn geordend van laag naar hoog. Als er al een spel geboden is, dan kan de speler die moet spreken meegaan als het spel dat toelaat, of een hoger spel bieden.
Meegaan is alleen mogelijk bij een vraag, bij miserie, of miserie op tafel.
- vraag: Een speler die vraagt, moet samen met een speler die meegaat (de maat), 8 van de 13 slagen halen; de geblekte kaart is troef. Er kan slechts 1 speler meegaan met iemand die vraagt. Als een speler vraagt, en er gaat niemand mee, kan die speler ervoor kiezen om alleen 6 slagen te halen, of om alsnog te passen. (Als een speler in zo’n geval past, dan spreken we niet over een ronde pas, en wordt de volgende speler de deler van het volgende spel.)
- abondance: Een speler die abondance speelt, kiest zelf de troef, en moet 9 van de 13 slagen halen. Wie abondance speelt, komt als eerste uit. Het is niet mogelijk om mee te gaan met een abondance.
- abondance in troef: Gelijkaardig aan abondance, maar de speler haalt 9 slagen in de geblekte troef.
- 10-slag: Gelijkaardig aan abondance, maar de speler moet 10 slagen halen.
- 10 in troef: Gelijkaardig aan abondance in troef, maar de speler moet 10 slagen halen.
- 11-slag: Spreekt voor zich
- 11 in troef: Spreekt voor zich
- 12-slag: Spreekt voor zich
- 12 in troef: Spreekt voor zich.
- miserie: Miserie wordt gespeeld zonder troef. Als iemand miserie heeft geboden, kunnen andere spelers meegaan. Wie miserie speelt, mag geen enkele slag halen.
- troel: Troel wordt gespeeld als een speler drie azen heeft. Met troel wordt niet meegegaan. Als er niemand hoger biedt dan troel, dan maakt de speler met de vierde aas zich bekend; de soort van de vierde aas is troef, en de speler met deze aas is de maat van de speler die troel heeft geboden. (Als een speler 4 azen op handen heeft, zijn harten troef, en is de speler met harten heer de maat. Als ook die heer bij de 4 azen zit, dan is de speler met harten dame de maat. En zo verder.) Bij de eerste slag komt de maat uit met zijn hoogste troefkaart. De speler met troel en zijn maat moeten samen minstens 8 slagen halen.
- miserie op tafel: Miserie op tafel is gelijkaardig aan miserie. Ook met miserie op tafel kunnen andere spelers meegaan. Als de eerste slag gespeeld is, leggen de spelers die miserie spelen, hun kaarten open op tafel. (De spelers die niet meegingen, houden hun kaarten voor zich.) Bij de volgende slagen blijven de kaarten van de miserie-spelers open liggen.
- solo: Een speler die solo speelt, kiest zelf troef, en moet alle slagen halen.
- solo slim: Een speler die solo slim speelt, moet alle slagen halen in de geblekte troef.
Puntentelling
Na ieder spelletje worden de punten genoteerd, volgens de officiële puntentelling van de vzw. Dat kan altijd met pen en papier, maar voor diegenen die er al eens naast tellen, bieden wij ook een score-app aan.
Einde van het spel
Een speler kan te allen tijde het laatste rondje aankondigen. In dat geval worden er nog even veel spelletjes gespeeld als er spelers aan tafel zitten. En daarna is het spel gedaan, en is de eindstand bekend.